De EN12464-1 en -2zijn Europese normen voor werkplekverlichting die specificeren de verlichtingseisen voor mensen op werkplekken, die voldoen aan de behoeften voor visueel comfort en visuele prestatie van mensen. De normlaat ruimte om rekening te houden met de individuele behoeften van de gebruiker van de ruimte, dat in sommige gevallen invloed heeft op de vereisten voor de verlichtingssterkte.
Hieronder vind je een overzicht van enkele belangrijke specificaties die zijn opgenomen in deze normen:
1. Verlichtingssterkte
DeEN12464-normen specificeren hoeveel lux nodig is op een werkplek of een specifieke ruimte. Dit is afhankelijk van de specifieke taken, zoals lezen, computerwerk en precisiewerk of de specifieke ruimte zoals kantoren, laboratoria, werkplaatsen en opslagruimtes. Dit is van belang omdat sommige taken meer licht nodig hebben dan andere. In tabellen wordt voor veel voorkomende situaties de zogenaamde praktijkverlichtings sterkte gegeven. Dit is de laagst toelaatbare waarde van de gemiddelde verlichtingssterkte op het gespecificeerde werkvlak. Zoals bijvoorbeeld voor veel voorkomende kantoorwerkzaamheden 500 lux aanbevolen, terwijl voor een werkplek met precisiewerk 1.000 lux of meer is aanbevolen.
2. Verblinding (UGR)
Inde EN12464 staat aangegeven wat te doen om de directe verblinding door de hoge helderheid van lichtbronnen te voorkomen. Er wordt bij de verlichtingseisen per ruimte, taak of activiteit de UGR L -waarde aangegeven.Dit is de hoogst toegestane waarde van UGR voor de betreffende activiteit (L =limiet). Ener wordt een methode beschreven waarmee het discomfort in het blikveld van eenwaarnemer kan worden beperkt, de zogenaamde. UGR-methodiek (Unified Glare Rating) waardes voor afschermhoeken.
3. Beeldschermen
Reflecties in beeldschermen zoals van heldere oppervlakken en lichtbronnen kunnen tot gevolg hebben dat de leesbaarheid van het beeldscherm vermindert.Daarom staan er eisen in de norm die afhankelijk van de kwaliteit van het beeldscherm een maximale helderheid voorschrijft van armaturen waarvoor dit kan gebeuren.
4. Kleurtemperatuur
Deze bepaald in hoge mate de visuele indruk van de ruimte. Licht met een lage kleurtemperatuur maakt een warmere indruk dan licht met een hoge kleurtemperatuur. Wordt uitgedrukt in Kelvin (K). We onderscheiden viercategorieën: extra warm wit (tot 2900K), warm wit (2900-3000K), neutraal wit(3300-4000K) en koelwit (5000K en hoger).
5. Flikker en stroboscopie
Flikker en stroboscopie kunnen ongewenste effecten hebben zoals verminderd visueel comfort, afnemende productiviteit maar ook aanleiding geven tot vermoeidheid en hoofdpijn. In de norm EN-12464-1 wordt aangegeven dat de meetgrootheden voor flikker en stroboscopie PstLM en SVM zijn, maar er worden geen grenswaardes gegeven. In de Europese Ecodesign regelgeving worden hiervoor lichtbronnen wel eisen aan gesteld.
6. Kleurweergave
De kleurweergave index van een lichtbron is een maatstaf voor de kleurweergave eigenschappen van een lichtbron. De EN12464-normering stelt over het algemeen geen specifieke eisen aan de kleurweergave van werkplekverlichting, maar beveelt wel aan voor de minimale kleurweergave index(Ra) voor de verschillende toepassingen. De kleurweergave-index is een schaal die aangeeft hoe "natuurgetrouw" een reeks testkleuren (8 of 14stuks) kan worden waargenomen. De hoogst mogelijke Ra waarde is 100.
7. Luminantie
Dit is de lichtintensiteit per vierkante meter schijnbaar oppervlak van de lichtbron, armatuur of verlicht oppervlak. Als een oppervlak wordt verlicht, is de luminantie afhankelijk van zowel het verlichtingsniveau als de reflectie-eigenschap van het oppervlak zelf.
8. Gelijkematige lichtverdeling (U)
De EN12464-normering specificeert dat het licht gelijkmatig verdeeld dient te zijn. De uniformiteit drukt dan de verhouding uit tussen de laagste en gemiddelde verlichtingssterkte binnen een zone.Afhankelijk van de visuele taak moet deze minimaal tussen 0,4 en0,7 zijn in het taakgebied.
9. Onderhoud
DeEN12464-normering specificeert dat werkplekverlichting regelmatig moet worden onderhouden om ervoor te zorgen dat het licht op de juiste manier werkt en aan de normen voldoet. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat lampen regelmatig moeten worden vervangen of dat het lichtniveau moet worden gecontroleerd. Het is daarnaast aanbevolen om de luminaires en armaturen regelmatig te reinigen omstof- en vuilophoping te voorkomen.
10. Behoudfactor
Anderzijds dient men rekening te houden met de behoudfactor. De lichtopbrengst van lampen en armaturen verminderen immers met de tijd, maar desondanks moeten ze een minimum verlichtingssterkte realiseren. Om dit meer concreet te maken wordt verwezen naar de ISO TS 22012. Deze is ook meer geschikt voor LED armaturen die ook een langere levensduur hebben.
De minimale verlichtingssterkte op kantoor is 500 Lux. Met eengoed vervang- en onderhoudsschema van lampen, armatuur en omgeving is de behoudfactor 0,85. De verlichting in een kantoor zal in dat geval dus op hetbegin 588 Lux moeten opleveren om steeds aan de minimale waarde van 500 Lux tevoldoen.
Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat werkplekverlichting aan de EN12464-normering voldoet. Dit kan helpen het comfort en de productiviteit van gebruikers te verhogen en om te voldoen aan de veiligheidseisen. Het is daarnaast belangrijk om te onthouden dat de verlichtingsbehoeften van een werkplek kunnen veranderen. Wij raden je daarom aan om regelmatig het lichtniveau en andere aspecten van de verlichting te evalueren en eventuele aanpassingen door te voeren indien nodig.